Juf Sarah, meester Tom en juf Ann (Stedelijke Basisschool)

Een kijkje achter de schermen van een KiVa-school

 

Deze keer zijn we te gast in de Stedelijke Basisschool van de Parkwijk, waar we Juf Sarah van het derde, meester Tom van het vijfde en Juf Ann van het zesde leerjaar kunnen interviewen. Zij zetten al enkele jaren in op het Finse KiVa-project en merken dat deze anti-pestmethode écht werkt. Dat vraagt om wat verduidelijking!

Jullie staan bekend als een school met een heel divers publiek en nogal wat leerlingen die recht hebben op SES-lestijden*. Hoe gaan jullie daarmee om?

Tom: “We zijn daar ondertussen al wel aan gewend, denk ik.” (lacht)

Sarah: “We hebben op onze lagere school de werking serieus omgegooid en hanteren nu drie niveaus. Waar het nodig is, werken we met verlengde instructies of zetten we de kinderen in minigroepjes. De SES-uren proberen we zoveel mogelijk in te zetten op kindniveau, zodat we bijvoorbeeld reken- en taallessen met twee leerkrachten kunnen invullen.”

Volstaan die extra uren?

Sarah: “Wij hebben eigenlijk veel geluk dat we nog een beroep kunnen doen op enkele vrijwilligers die ons bijstaan tijdens sommige lessen en zo de klassen ondersteunen die er nood aan hebben. We hebben meester Staf bijvoorbeeld, een gepensioneerde leerkracht van tachtig jaar, die nog regelmatig zijn steentje komt bijdragen en dat nog steeds met hart en ziel doet. Die mensen zorgen ervoor dat we voldoende begeleiding op maat kunnen voorzien, ook buiten de officiële SES-uren om.”

Tom: “Ik geef in de namiddag wereldoriëntatie aan de 5de en de 6de klas. Dan zit heel die bende samen in de refter. Zo kan mijn collega dan de SES-ondersteuning voor haar rekening nemen. We proberen zo zelf de puzzel wat te leggen.”

Wat houdt die ondersteuning dan precies in?

Tom: “Dat varieert nogal. Het kan gaan over leerlingen die een tijdje afwezig zijn geweest of die uitvallen op een bepaald gebied. Die werken we dan bij. Ze missen zo natuurlijk wel een deel van de les, maar dat halen we dan achteraf wel op. Ik merk nu wel dat mijn programma in de derde graad heel vol zit en dat we dan voor die kinderen wat moeten afpitsen van de muzische vorming, de crea… Niet dat die vakken volledig wegvallen, maar toch… We werken daarnaast ook met Sprint, een programma dat oorspronkelijk is gemaakt voor dyslectische kinderen, maar dat zeker ook voor anderstaligen en kinderen die moeite hebben met technisch en begrijpend lezen zijn nut heeft.”

Tom, jij staat in het vijfde leerjaar. Dat is ook het jaar waarin de kinderen voor het eerst in aanraking komen met het vak Frans. Kan het zijn dat dat dan voor sommige kinderen wegvalt?

Tom: “Bij een anderstalige nieuwkomer bekijken we wel of het nuttig is of die nog een extra taal moet leren. Ik heb ook kinderen die een 1B-traject volgen en dan voorzien we bijvoorbeeld een lightversie.”

Ann: “Wij differentiëren inderdaad heel hard: sommige leerlingen moeten de woorden gewoon overschrijven of op de juiste plaats zetten, bij andere leggen we de lat een stuk hoger en differentiëren dan ook naar boven door bijvoorbeeld moeilijkere oefeningen of toetsen te geven. Bij het verbeteren houden we ook constant rekening met het niveau van die specifieke leerling.”

Tom: “Voor wiskunde hanteren we een gelijkaardige werkwijze en werken we ook met aangepaste trajecten.”

“Het beeld dat anderstalige kinderen sowieso naar de B-stroom moeten, proberen we hier ook te doorbreken."

 

Dit heeft dan toch ook zijn impact op een correcte oriëntering?

Ann: “We hechten daar zeker heel veel belang aan. Ik begin daar vanaf januari heel hard op in te zetten. We moedigen hen dan aan om veel informatie in te winnen en een keuze te maken die aansluit bij hun interesse en talenten.”

Tom: “Ook de ouders proberen we daarin goed te ondersteunen. Het is niet altijd simpel om door het bos de bomen nog te zien. We doen dan ook een beroep op het CLB en een tolkendienst, zodat ze het in hun eigen taal krijgen uitgelegd. We vinden het ook belangrijk om hen erop te wijzen dat veel beroepen onmisbaar zijn en proberen zo een realistisch beeld te scheppen.”

Ann: “Het beeld dat anderstalige kinderen sowieso naar de B-stroom moeten, proberen we hier ook te doorbreken. Er zijn er echt veel die zichzelf overstijgen en zo komen we toch heel wat succesverhalen tegen. We hebben ook het geluk dat we hier in een kleine school zitten en we hebben een schoolteam dat goed aan elkaar hangt.. Zo kunnen we kort op de bal spelen.”

Sarah: “De communicatie verloopt zo ook heel vlot.”

Al die individuele trajecten, zorgt dat niet voor heel veel administratieve rompslomp?

Tom: “De planlast ligt hoog, ja, maar da’s een oud zeer in het onderwijs.”

Ann: “We hebben ook elke maand een zorgoverleg waar we al onze trajecten overlopen en dan is er nog het multidisciplinair overleg.”

Sarah: “Daar moeten we alle concrete gevallen bespreken en zorgen dat alles netjes op papier staat. Je moet alles goed kunnen aantonen voordat je een beroep kunt doen op de diensten van het CLB.”

Tom: “Dan hebben we ook nog Broekx, een computerprogramma waar we alles moeten ingeven, een soort van digitaal dossier als het ware.”

In koor: “En dan hebben we ook nog een boekje waar we alles in bijhouden voor onze klas!”

Sarah: “In het groen: kan mee; in het oranje: kan niet mee.”

Ann: “Of…hij lag met zijne kop op de bank…”

(Hilariteit alom)

"Wij zijn een kleine school en wij vinden dat iedereen zich hier goed moet voelen. Dat familiale aspect willen wij zeker op onze school behouden."

 

Werken rond welbevinden vormt waarschijnlijk ook een hele brok in jullie opdracht. Hoe zet je daar op in?

Tom: “Een aantal jaren geleden zijn wij ingestapt in het KiVa-project. Kiva betekent ‘fijn’ in het Fins. Samen met de directrice en juf Cindy van het eerste leerjaar heb ik toen die cursus gevolgd en wij werden enorm aangesproken door de methodiek die daar achter steekt. Wij zijn een kleine school en wij vinden dat iedereen zich hier goed moet voelen. Dat familiale aspect willen wij zeker op onze school behouden. Elk probleem wordt aangepakt, wij luisteren naar de mannen en we sturen hen aan om zelf de communicatie aan te gaan.”

Sarah: “En dat leren ze echt wel goed met die KiVa-methode. Je krijgt een aantal handvaten aangereikt om op een goeie manier om te gaan met conflicten. Gewoon sorry zeggen is niet genoeg. Je moet ook zeggen welk gevoel eraan te pas kom en wat dat teweeg heeft gebracht.”

Tom: “Je krijgt als leerkracht ook de boodschap dat je niks mag minimaliseren. Je moet telkens erkennen dat het niet leuk is wat dat kind heeft meegemaakt.”

Ann: “Het stappenplan vind je ook overal op school terug, tot aan de toiletdeuren toe.”

Je merkt nogal eens dat mensen met volle goesting in een dergelijk project stappen, maar dat het dan na een tijd begint te verwateren.

Sarah: “Wij blijven hier op inzetten. We gaan op vervolgcursus en elk jaar stappen nieuwe leerkrachten mee in het project. We hebben het bijvoorbeeld ook doorgetrokken naar de middagbewaking en dit jaar is ook de kleuterschool mee aan boord gekomen.”

Tom: “En we hebben een directrice die er enorm veel belang aan hecht!”

Ann: “We kunnen ook echt op haar rekenen als er een probleem is. Wij kunnen onze klas immers niet altijd in de steek lossen om een concreet geval op te lossen.”

"KiVa leeft ook bij de kinderen: ze hebben het nodige inzicht in de pestproblematiek en ze durven ook te reageren."

 

Stad Turnhout promoot het KiVa-project ook financieel.

Sarah: Daar zijn we wel blij om. We zien immers dat het resultaat oplevert. Twee keer per jaar doen we een bevraging naar het welbevinden van de kinderen in de klas en we zien dat ze zich de laatste jaren echt beter in hun vel beginnen voelen. KiVa leeft ook bij de kinderen: ze hebben het nodige inzicht in de pestproblematiek en ze durven ook te reageren. Klikken bij de juf is geen klikken, àls het over een pestsituatie gaat. Het project draait ook niet louter om pesten, maar ook om het omgaan met gevoelens. Wat doe je als je kwaad bent? Hoe kom je weer tot rust? Hoe werk je samen?”

Tom: “Als er iemand nieuw in de klas komt, organiseren we ook een kennismakingsspel. Dat is een belangrijke eerste stap.”

Hoe integreren jullie KiVa in jullie reguliere lessen?

Tom: “Het zit meestal verwerkt in de lessen wereldoriëntatie.”

Sarah: “Het is ook de bedoeling dat je er elke week een goed halfuur aan besteedt, of om de twee weken een langere les. En bij nieuwe leerlingen maken we er elke dag wat tijd voor vrij.”

En nog altijd met die fijne drive! Hartelijk dank voor dit interview!

* SES: Socio-economische status

Meer uitleg over KiVa vind je hier.