Eva Nuyts (Sint-Pietersinstituut)

Eva Nuyts: een actieve spring in't-veld

We zijn deze keer te gast op het Sint-Pietersinstituut en hebben daar een afspraak met leerkracht Eva Nuyts. Op veel secundaire scholen is men de laatste jaren op zoek naar pasklare antwoorden op het diversiteitsvraagstuk. Eva zoekt met ons mee.

Welke functie heb je hier op het Sint-Pietersinstituut?

Eva: “Momenteel geef ik STEM en techniek in de eerste graad. Ik werk nu ook halftijds, omdat ik met drie jonge kindjes zit. Vroeger heb ik ook nog wiskunde, wetenschappen en natuurwetenschappen gegeven en in mijn beginjaren zat ik ook nog op het open leercentrum. Daar kwam ik dan bijvoorbeeld in aanraking met leerlingen die uit de klas gezet waren en zo ben ik wel wat in dat hele zorgverhaal gerold.”

Op welke manier word je geconfronteerd met diversiteit hier op school?

Eva: “Ik ben al een aantal keren klastitularis geweest en ik merk dat de klassen steeds diverser en diverser worden. Momenteel heb ik ook de meest diverse klas van het eerste middelbaar. Ik denk dat daar een 70% een migratieachtergrond heeft. Dat zorgt er impliciet toch voor dat je op een andere manier moet communiceren, ook met de ouders. Ik probeer me dan ook heel toegankelijk op te stellen naar de ouders en leerlingen, misschien soms zelfs iets té toegankelijk. (lacht) Door die vertrouwensband en dat gevoel van veiligheid durven ze me ook contacteren na de uren, zelfs voor zaken die op het eerste gezicht niet echt schoolgerelateerd zijn.

Racisme is ook een heikel punt. De leerlingen beschuldigen elkaar zeer snel van racisme, ook al staat het conflict daar op dat moment los van. Door in te zetten op klasgesprekken probeer ik dat dan bespreekbaar te maken. We werken hier op school ook samen met het Ondersteuningsnetwerk Kempen. Dat is ooit in het leven geroepen om leerstoornissen, ADHD… te bespreken, maar ze gaan ook in op de noden van de leerkrachten. Zo hebben ze mij al een aantal keren begeleid bij die klasgesprekken en hebben we geprobeerd om dat zwart-witdenken rond racisme te doorprikken. Er loopt hier nu ook een samenwerking met DoorElkaar. Ook met hen proberen we te kijken hoe we moeten omgaan met de problemen, maar ook met de kansen waarmee een multiculturele school geconfronteerd wordt. Maar dé kant-en-klare oplossing hebben we zeker nog niet gevonden.”

"Ik merk dat de klassen steeds diverser en diverser worden."

 

Je werkt in de klas ook heel hard aan verbinding. Hoe pak je dat aan?

Eva: “Ik geef STEM in een aantal klassen en dan laat ik ze vaak in wisselende groepjes werken. Dan zie je dat sommige karaktertjes wel eens botsen. Toch verplicht ik ze om samen te werken, omdat dit een puur praktische zaak is waarbij ze tot een gezamenlijk resultaat moeten komen. Daarnaast zet ik ook heel hard in op peerevaluatie. De leerlingen mogen elkaar dan plus- of  minpunten geven, zonder dat ze het zien van elkaar. Hierdoor probeer ik de onderlinge samenwerking ook te bevorderen.

STEM is misschien niet het ideale vak om conflicten te bespreken, maar als het nodig is, leg ik mijn jaarplan er even voor opzij of probeer ik de leerlingen tijdens de middag even te spreken. Natuurlijk maakt het verschil in moedertaal en cultuur het er niet altijd gemakkelijker op. Zo merk je dat sommige leerlingen zich beter op hun gemak voelen bij een vrouwelijke leerkracht en dat andere dan weer eerder een man in vertrouwen zullen nemen.”

Ouders zijn hierin ook een belangrijke schakel. Hoe betrek je die bij het klasgebeuren?

Eva: “Dat is niet altijd even gemakkelijk. We merken dat sommige ouders bijvoorbeeld hun co-account op Smartschool niet geactiveerd hebben en dus niet op de hoogte zijn van uitstappen en oudercontacten en zo. Wij zetten hier op school erg in op die digitale communicatie, maar zo bereik je blijkbaar dus niet iedereen. Het probleem is dat je dat soms nogal laat te weten komt. Maar dan kun je wel inzetten op persoonlijke mails of berichten via Whatsapp. Zo wordt het contact ook wel een stuk persoonlijker.”

We hebben hier in Turnhout ook een brugfiguur voor het secundair onderwijs.  Zou zo iemand hier geen verschil kunnen maken?

Eva: “Ik weet het niet goed. Ik heb de indruk dat ouders mij vaak sneller contacteren omdat ze mij persoonlijk kennen. Die drempel is voor zo’n brugfiguur misschien een beetje lastig? Sommige dingen kan ik natuurlijk niet zelf oplossen en dan roep ik meestal de hulp van het CLB in. Het probleem is wel dat die pas mogen ingrijpen als alle partijen hier mee instemmen en dat is zeker niet altijd het geval. Zo bots je dus nogal eens op de limieten en dat zorgt wel voor de nodige frustraties. Je mag bovendien ook niet te hard pushen, daardoor blijven sommige deuren immers voor altijd dicht. Ik heb ook al eens mijn oor te luisteren gelegd bij het basisonderwijs en dan zie je dat sommige gezinnen in de loop der jaren al een hele weg hebben afgelegd. Een persoonlijke aanpak op maat blijft dus belangrijk.”

 

 "Een hobby is volgens mij de ideale manier om je sociale vaardigheden aan te scherpen."

 

Je bent ook heel actief als coach bij een turnvereniging. Kan je die ervaring ook gebruiken in de klaspraktijk?

Eva: “Ja, zeker! Ik heb zo leren omgaan met verschillende karakters en leeftijden. Die afwisseling tussen kleintjes en pubers is wel echt een meerwaarde. Naar turnen komen ze natuurlijk omdat het hun hobby is, maar daar zitten ook activiteiten tussen die ze niet zo graag doen. Dan moet ik ze ook pushen, net als op school. En ook bij turnen zijn er evaluaties en moet je soms moeilijke gesprekken voeren met ouders. Het is op zich een redelijk individuele sport, maar ook hier is het groepsgevoel een heel belangrijke factor. Daarnaast moet ik wel constateren dat het een vrij witte hobby is. Andere culturen lijken de weg maar niet te vinden naar onze vereniging, wat ik wel jammer vind. Gelukkig zie je bij de recreatieve groepen stilaan wel een kentering. Een hobby is volgens mij immers de ideale manier om je sociale vaardigheden aan te scherpen. Bij mijn zoontje op voetbal is die sociale mix ondertussen al een heel stuk beter.”

De job van leerkracht komt de laatste tijd niet erg positief in het nieuws. Er is het lerarentekort, maar ook burn-out blijkt een acuut probleem te worden. Hoe probeer je voor jezelf de balans in evenwicht te houden?

Eva: “Moest ik nu naar een dokter gaan, zou hij me direct thuis houden! (lacht) Maar ik sta heel positief in het leven. Iedereen zegt constant dat ik het wat rustiger aan moet doen - mijn mama als eerste -, maar dan wil ik nog meer bewijzen dat ik het wél kan. Ik besef wel dat ik mijn grenzen goed moet bewaken en probeer er niet over te gaan.”

 

Wat wil je hier op school zeker nog realiseren?

Eva: “Door mijn gesprekken met het basisonderwijs merk ik dat die leerkrachten vaak een betere band hebben met hun leerlingen, omdat die ook van 9 tot 4 voor hun eigen klas staan. Stel je dan voor dat een klastitularis in de eerste graad ook de hele week bij zijn of haar leerlingen zou kunnen staan en zo dan de vakleerkracht ondersteunt…! Ik weet dat dit een utopie is, maar hoe fijn zou dat niet zijn! Ik zie echt wel voordelen in zo’n co-teaching.

Daarnaast wil ik ook nog verder inzetten op die ouderbetrokkenheid. Zeker nu ik merk dat we als school misschien te hard hebben ingezet op Smartschool en dat we zo een aantal ouders toch niet bereiken. Daar komt ook nog bij dat de normen en waarden die wij op school belangrijk vinden niet altijd parallel lopen met de normen en waarden van thuis.

Ook de kliekjesvorming zou ik wel willen aanpakken. Vaak lijken leerlingen elkaar in hun negatieve gedachten te versterken. Een pasklare oplossing heb ik daar niet voor, al denk ik dat gewoon wat interesse tonen vaak al een eerste aanzet kan zijn. Ook via sport- en spelactiviteiten of een klassencompetitie kunnen we zeker ook heel wat bereiken naar dat groepsgevoel toe.”

Da’s een fijne afsluiter! Hartelijk dank voor dit interview en nog veel succes!